Al jaren verzamelt Lizette Mijland (Cist) aan het einde van het jaar onderwijsmomenten van onderwijsprofessionals. Vanuit het hele land sturen mensen hun verhaal in en bij aanvang van het nieuwe jaar worden deze momenten gedeeld. En zo schreef ook Gwen, onze expertleerkracht kunst & cultuur, haar moment van 2020. Dat ene moment met die ene jongen waar contact en blijven afstemmen haar intentie is:

Sinds de zomer van 2018 heb ik mijn plek gevonden bij de jenaplanbasisschool Jeanne d Arc in Tilburg. Niet als stamgroepleider, maar als expertleerkracht kunst & cultuur. Dat heeft zijn weg gevonden in een atelier voor onderzoek en beeldende vorming. Samen met de andere interne cultuurcoördinator, juf Esmé, zet ik het CMKT-traject (Cultuur Met Kwaliteit Tilburg) uit voor de school en probeer ik zoveel mogelijk de buitenwereld naar binnen te halen en andersom. Want leren doe je overal, samen met en van iedereen.

Dit jaar was enorm ingewikkeld, vooral voor de kwetsbare doelgroep in onze wijk. Kinderen hebben het al niet makkelijk, en al tijdens de eerste schoolsluiting in maart werd ons dat direct duidelijk: Jeanne d’Arc kán helemaal niet dicht. Wij moeten contact blijven houden met kinderen uit gezinnen waar het thuisonderwijs onder druk staat, of omdat kinderen thuis niet rustig kunnen werken. De school is een haven van rust, saamhorigheid en waar we alles met elkaar delen: van een goed ontbijt tot de verhalen over dat rotvirus.

Tijdens die eerste schoolsluiting, maar ook na de zomervakantie, voelde ik meer dan ooit de urgentie van het atelier. Het is de plek waar kinderen zich uitspreken, al pratende tijdens het schilderen of kleien, maar ook vooral opgaan in hun werk. En dat uitspreken is normaal al lastig genoeg, niet elk kind is de Nederlandse taal voldoende vaardig, zelfs niet in de bovenbouw. En hoe ouder het kind, des te groter de frustratie als hij (of zij) zich niet kan nuanceren, of kan uitleggen wat hij voelt. Die frustratie komt eruit, hoe dan ook. In het atelier lijkt dat te kalmeren. Hier hangt ‘de witte vlag’. Gaat de energie van het piekerende hoofd of emoties van het hart naar de handen. Die handen die iets kunnen maken, die zich uitspreken.

Dat brengt mij op mijn onderwijsmoment van 2020. Een jongen uit groep 7-8 heeft het pittig, al een hele tijd. Hij voelt niet altijd de aansluiting in de klas, kiest meestal voor de aanval als beste verdediging, verbloemt zijn matige taalbeheersing met een hoog volume. En nee, hij wil helemaal niet naar het atelier, geen zin! Na een voor mij ongewoon ferme ‘hoppekee, mee jij’ loopt hij toch achter me aan. De rest van het groepje heeft al een werkplek gevonden. Ze gaan aan de slag, want in het atelier is zelfstandig werken de aanvliegroute.

Ik vraag naar zijn voorkeur, naar welk materiaal en welke hoek hij hij wil kiezen? “Niks! Hoeft niks, wil niks.” Hij ploft op een stoel en zet een lang gezicht op. Ik ga rustig naast hem zitten, pak wat hout, een hamer en spijkers. “Ik zal je helpen, laten we samen een start maken.” Ik blijf heel rustig, hou ‘m erbij en leg hem steeds een keuze voor, alles in superkleine stapjes. Zo bedenken we samen een werkje. Hij wil een kerstboom maken, maar thuis vieren ze geen kerst. Toch gaan we die boom gewoon maken, voor in de klas want daar zal de juf blij mee zijn. Er ontstaat tijdens het maken een proces van voorzetjes en inkoppen, van vragen over de islam en het christendom naar antwoorden die we vinden op onze school, de plek waar alle religies samen komen. Een geven en nemen, letterlijk met het werk in onze handen. Het hoofd raakt leeg en vult zich met nieuwe gedachten. Het hart klopt een stuk rustiger en vult zich langzaam met trots.

De jongen zet zijn kunstwerk onder de versierde kerstboom in de klas. Zijn juf geeft ‘m precies de warme bevestiging die hij verdient! We kijken elkaar voldaan aan. We hebben het geflikt met z’n tweeën.

Is cultuureducatie een doel of een middel? Wat mij betreft allebei. Het werkproces staat voorop in het atelier en dan ligt het maar net aan het kind waar dat proces op moet inzoomen. Waar we uitkomen is vaak een verrassing. De lat komt soms hoger te liggen dan ik vooraf bedacht had. En ik stel zeker eisen. Maar kinderen die veiligheid, vrijheid en goed materiaal krijgen, willen vaak nog meer. Ze laten mij in het atelier zien dat ze kunst durven te maken. Maar ook dat ze een verhaal hebben dat ze willen delen. Dat ze iets van zichzelf willen laten zien, en dat is altijd goed. ‘Een kind spreekt 100 talen,’ stelt de Italiaanse pedagoog Loris Malaguzzi, (Reggio Emilia), laten we dus goed kijken en luisteren.

Gwen Sengers, atelier